Hechting

Bij gehechtheid spreken we over de natuurlijke neiging van een kind om bij stress en spanning de nabijheid te zoeken van iemand waar het vertrouwen in heeft. Bij baby’s en jonge kinderen zijn dit van nature de ouders en met name de moeders. Als ouders/opvoeders adequaat kunnen afstemmen op de spanning en de behoeften van het kind, zal de stress afnemen. Hierdoor is het kind in staat om een duurzame emotionele band op te bouwen met zijn opvoeders en deze later te verbreden naar andere relaties in het leven.



In een veilige relatie met de opvoeders heeft het kind vertrouwen in de onvoorwaardelijke beschikbaarheid van de opvoeder. Het lukt het kind om zich ontspannen over te geven aan spel en/of dingen die moeten, zich aan regels te houden en taken uit te voeren. Het lukt een veilig gehecht kind eveneens om genegenheid te tonen, troost te zoeken of hulp te vragen aan de opvoeder. Over zichzelf voelt het veilig gehechte kind zich vaak ‘oké’: het heeft het gevoel dat het er mag zijn.


Het tegelijkertijd hebben van vertrouwen in jezelf èn in de ander is een fundamentele voorwaarde voor een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling. Ook is het een voorwaarde om jezelf goed te kunnen concentreren op taken (zowel op school als thuis) en om op een sociaal vaardige manier om te kunnen gaan met leeftijdsgenoten. Een veilige hechting zorgt voor een breed ‘window of tolerance’ (zie dissociatie) en maakt dat een kind in staat is om gevoelens en gedachten adequaat te reguleren.

De balans tussen vertrouwen hebben in jezelf èn in de ander, kan door allerlei omstandigheden (en nare gebeurtenissen) verstoord raken. We spreken dan van een onveilige hechting. Vermoedelijk speelt dit bij één op de drie kinderen. Onveilig gehechte kinderen hebben vaak onvoldoende vertrouwen in zichzelf en anderen en vinden het moeilijk om om te gaan met de afstand en nabijheid van de opvoeder. De opvoeder biedt niet altijd een voldoende veilige basis en is soms zelfs beangstigend voor een kind. Denk aan een opvoeder die een kind vast moet houden tijdens een medische handeling, of een opvoeder die een depressie heeft en daardoor niet altijd reageert op toenadering van een peuter.


Kinderen die op een onveilige manier gehecht zijn willen graag alles onder controle houden. Ze kunnen hun emoties niet goed reguleren, wat zich vaak uit in driftig of angstig gedrag. Ze kunnen erg aanhankelijk zijn of willen juist helemaal niet getroost worden. Ze denken niets alleen te kunnen, of vragen juist niet om hulp. Er is vaak sprake van lichamelijke onrust en concentratieproblemen. Onveilig gehechte kinderen zijn in de kern vaak bang om in de steek gelaten te worden of afgewezen te worden door de opvoeder.


Er zijn drie vormen van onveilige gehechtheid:


  • Vermijdend: Deze kinderen zijn geneigd om vooral op zichzelf te vertrouwen en minder op de opvoeder. Ze vragen geen hulp, zijn erg zelfstandig en laten zichzelf niet gemakkelijk troosten bij pijn. Opvoeders zijn sneller geneigd de zelfstandigheid van deze kinderen te stimuleren en niet altijd beschikbaar (geweest).


  • Ambivalent: Deze kinderen zijn geneigd vooral terug te vallen op de opvoeder bij spanning en hebben weinig zelfvertrouwen. Ze zijn aanhankelijk en durven weinig zelf te ondernemen. Ze zijn snel angstig. De opvoeder is sneller geneigd het kind te beschermen en heeft vaak ook weinig vertrouwen in zichzelf. De buitenwereld kan erg overweldigend voor deze mensen zijn.


  • Gedesorganiseerd: Deze kinderen ervaren een soort conflict tussen toenadering zoeken tot en afstand houden van de opvoeder. Ook ervaren ze een intern conflict met betrekking tot eigen gevoelens en gedachten. Dit heeft als gevolg dat deze kinderen heel verwarrend gedrag laten zien ten opzichte van anderen en dat niemand weet waar hij aan toe is. Er kan sprake zijn van trauma’s in de opvoedsituatie of een traumatisch verleden van een opvoeder, waardoor het adequaat reageren op elkaar niet meer lukt.

 

Hechtingsproblemen lopen vaak als een rode draad door het leven van kinderen (en vaak ook door het leven van hun opvoeders) en zijn daardoor niet altijd goed te doorbreken.

Hechtingsproblemen zorgen vaak ook voor een enorm schuldgevoel bij ouders, omdat elke ouder in de kern wil dat het goed gaat met zijn of haar kinderen. Het (deels) dragen van de verantwoording dat het niet altijd goed gaat met je kind, is zodanig pijnlijk en zwaar dat dit niet altijd te verdragen is. Hechtingsproblemen, trauma en dissociatie overlappen elkaar dan als het ware en het is vaak flinke puzzel om overzicht en helderheid te krijgen in wat maakt dat iets niet (meer) lukt.


Begeleiding en behandeling bij hechtingsproblemen kost daarom ook veel tijd en vraagt verschillende behandelvormen die tegelijkertijd of na elkaar ingezet worden. Omdat hechting en vertrouwen onlosmakelijk verbonden zijn, kost het eveneens tijd om een behandeling vorm te geven: het vertrouwen in de ander (en in een hulpverlener!) is namelijk niet altijd een vanzelfsprekendheid. Soms lukt het om een hechtingpatroon weer veilig te laten verlopen, soms is het nodig om om te leren gaan met de kenmerken van een onveilig hechtingspatroon. Dit is maatwerk per kind en per gezin.